Языки :: Голландский - Нидерландский
82
 
 

222 Nederlands Néerlandais
  TWEEËNTACHTIGSTE (82ste) LES. Leçon 82
  Wat mag een man en wat mag zijn vrouw ? Que peut (faire) un homme et que peut (faire) sa femme?
     
1 Wie vandaag of morgen trouwt (1) en geen huwelijkscontract maakt, valt onder het wettelijk stelsel. Celui qui se marie aujourd'hui ou demain et ne fait pas de contrat de mariage tombe sous le régime légal.
2 Bij het wettelijk stelsel staan er drie vermogens : de eigen, of persoonlijke dingen van de man, de eigen goederen van de vrouw, en het gemeenschappelijk vermogen. Dans le régime légal, il y a (se trouvent) trois (sortes de) biens (fortunes) : les biens (choses) propres ou personnels de l'homme, les biens de la femme et les biens communs.
3 Wat is eigen ? Onder meer al wat een van beide partners bezit voor (2) hij trouwt, alles wat hij later erft of krijgt, en al wat hij koopt met eigen geld, dat wil zeggen met geld dat hij voor zijn huwelijk bezat, of later geërfd of gekregen heeft, of geld van de verkoop van eigen goed. Qu'est-ce qui est propre ? Entre autres, tout ce qu'un des deux conjoints (partenaires) possède avant qu'il se marie, tout ce dont il hérite ou (qu'il) reçoit plus tard, et tout ce qu'il achète avec son propre argent, c'est-à-dire avec de l'argent qu'il possédait avant son mariage, ou dont il a hérité ou (qu'il a) reçu plus tard, ou de l'argent de la vente de biens propres.
4 Verder nog : gerei (3), tikmachines, werktuigen, kortom al wat man of vrouw nodig hebben voor het uitoefenen van hun respectieve beroep, kleren en voorwerpen voor persoonlijk gebruik, auteursrechten, het recht op schadevergoeding na een ongeval en het recht op pensioen (4). En outre : (les) ustensiles, machines à écrire, outils, bref tout ce dont l'homme ou la femme ont besoin pour l'exercice de leur profession respective, les vêtements et objets d'(pour) usage personnel, les droits d'auteur, le droit à (sur) dédommagement après un accident et le droit à (sur) une pension.
5 Wat is gemeenschappelijk ? De inkomsten uit beroepsactiviteiten (loon, ereloon, vergoeding, enz.), de opbrengst van eigen goederen, dingen die man en vrouw samen hebben gekregen, of één van hen onder voorwaarde dat ze gemeenschappelijk zijn, en goederen waarvan de echtgenoten niet kunnen bewijzen (bij voorbeeld door boedelbeschrijving (5) of getuigenissen) dat ze eigen zijn. Qu'est-ce qui est commun ? Les revenus des activités professionnelles (salaires, honoraires, indemnité, etc.), le revenu (rapport) de biens propres, les objets (choses) que l'homme et la femme ont reçus ensemble, ou l'un d'eux à condition qu' ils soient communs, et les biens dont les époux ne peuvent prouver (par exemple par inventaire ou témoignages) qu'ils sont personnels.
6 Het onderscheid tussen eigen en gemeenschappelijk bezit is van zeer groot belang voor de schulden (6). La distinction entre biens (possessions) propres et communs est très importante (de très grande importance) pour les dettes.
7 Er zijn uiteraard persoonlijke en gemeenschappelijke schulden. Il y a, de par leur nature, des dettes personnelles et (des dettes) communes.
8 Die laatste zijn aangegaan (7) door beide partners of door één van hen in het belang van het gezin (bij voorbeeld de kosten van het schilderen (8) van de gezinswoning), lasten van giften ten voordele van hun gemeenschappelijk vermogen, intresten (9) van eigen schulden, het onderhoud van kinderen van één van beide partners (die bij voorbeeld gescheiden is). Ces dernières sont contractées par les deux conjoints ou par l'un d'eux dans l'intérêt de la famille (par exemple les frais de peinture de la maison d'habitation), les charges de dons au profit de leur fortune commune, les intérêts de dettes propres, l'entretien des enfants d'un des deux conjoints (qui, par exemple, est divorcé).
9 Bijna alle andere schulden zijn persoonlijk. Presque toutes les autres dettes sont personnelles.
  (wordt vervolgd) (a suivre)

  OEFENING EXERCICE
  Handelstaal ? Langue commerciale ?
1 Er wordt vaak - en terecht - beweerd dat echte handelstaal niet bestaat. On affirme souvent - et à juste titre - qu'une (que) véritable langue commerciale n'existe pas.
2 Er bestaan alleen een zeker aantal zinnen en uitdrukkingen die in handelscorrespondentie gebruikt worden. Il n'existe qu'un certain nombre de phrases et d'expressions qui sont employées dans la correspondance commerciale.
3 Het komt ons dus belangrijk voor er u vertrouwd mee te maken. Il nous paraît donc important de vous familiariser avec (celles-ci).
4 Een handelsbrief begint altijd met "Mijnheer" (nooit "Meneer") of "Mijne Heren". Une lettre commerciale commence toujours par (avec) "Monsieur" ou "Messieurs".
5 In antwoord op Uw schrijven van 17 dr. stuur ik U hierbij (ingesloten/met dezelfde post) onze jongste prijslijst. En réponse à votre lettre (écrit) du 17 courant, je vous envoie ci-joint (ci-inclus/par le même courrier) notre plus récent prix courant.
6 Zoals gewoonlijk krijgt U een commissieloon van 5% op de prijzen die erin voorkomen. Comme d'habitude, vous recevrez (recevez) une commission de 5% sur les prix qui y sont repris.
7 Uw aanbod interesseert ons ten zeerste, want we hebben verschillende soorten papier dringend nodig. Votre offre nous intéresse fortement, car nous avons un besoin urgent de différentes espèces de papier.
8 Wij zouden er prijs op stellen een paar monsters te ontvangen. Nous serions heureux (attacherions du prix) de recevoir quelques échantillons.
9 We danken U voor het toezenden van Uw prijscourant; graag vernemen we verdere bijzonderheden over modellen A, C, D, en F. Nous vous remercions pour l'envoi de votre prix courant; nous aimerions recevoir (nous apprendrions volontiers) des détails supplémentaires concernant les modèles A, C, D et F.
10 Het spijt ons U te moeten meedelen (Tot onze grote spijt moeten wij U mededelen), dat de stijging van de grondstoffen op de wereldmarkten ons dwingt de prijzen van onze artikelen met 10% te verhogen. Nous regrettons de devoir vous communiquer (A notre grand regret, nous devons vous communiquer) que l'augmentation des matières premières sur les marchés mondiaux nous oblige à augmenter de 10% les prix de nos articles.
11 Wij hopen met een proefbestelling vereerd te zijn en danken er U bij voorbaat voor. Nous espérons être honorés d'une commande d'essai et nous vous en remercions à l'avance.
12 Wij wensen U attent te maken op onze zeer voordelige betalingsvoorwaarden. Nous souhaitons attirer votre attention sur nos conditions de paiement très avantageuses.
13 Al onze waren kunnen onmiddellijk uit voorraad geleverd worden. Toutes nos marchandises peuvent être livrées immédiatement de stock.
     
  Een brave jongen
Moeder opent de muurkast waar de jam staat en vindt in de kast ook haar jongste zoon.
— Wat ? roept ze. Wat doe je daar ?
— Niets, moeder, integendeel.. .
— Hoezo ? Integendeel ?
— Ik ben bezig tegen de verzoeking te strijden.
Un brave garçon
Maman ouvre le placard où se trouve la confiture et trouve son fils cadet dans l'armoire.
— Quoi ? s'écrie-t-elle. Que fais-tu là ?
— Rien; maman, au contraire ...
— Comment ? Au contraire ?
— Je suis occupé à combattre (lutter contre) la tentation.

NOTES
(1) Ze zijn vorig jaar getrouwd. Ils se sont mariés l'an dernier.
Ze is met een Fransman getrouwd. Elle a épousé un Français.
De burgemeester zelf heeft hen getrouwd. Le bourgmestre (maire) lui-même les a mariés.
(2) Voor = voordat. Cet emploi ne se rencontre que dans la langue écrite.

(3) Het gerei ne s'emploie qu'au singulier.
Het keuken-gerei : les ustensiles de cuisine.

(4) Hij werd vorige maand met pensioen gesteld. Il a été mis à la retraita le mois dernier.
Wanneer gaat u met pensioen ? Quand prenez-vous votre retraite ?
Hij is daar in pension. Il est en pension là.
Hoeveel is het pension per dag ? A combien s'élève la pension par jour ?

(5) On emploie de boedel ou de inboedel : pratiquement synonymes de "roerende goederen" (biens meubles).

(6) Hij zit tot over de oren in de schulden. Il est criblé de dettes.
(7) Een huwelijk aangaan : contracter mariage.
Wat gaat mij dat aan ? Qu'est-ce que cela me fait ?
(8) Qn ne fait plus toujours la distinction entre verven (mettre en peinture) et schilderen (peindre, un tableau p.e.).
Hij heeft zijn huis geverfd. Hij heeft zijn huis laten schilderen.
Mais on dira toujours : Hij verft zijn haar. II se teint les cheveux.
Hij heeft veel doeken geschilderd. Il a peint beaucoup de toiles.

(9) Indifféremment intrest ou interest.
Kapitaal en interest : capital et intérêts.