Языки :: Голландский - Нидерландский
71
 
 

197 Nederlands Néerlandais
  ÉÉNENZEVENTIGSTE (71ste) LES. Leçon 71
  Schiphol : een wereldluchthaven Schiphol : un aéroport international.
     
1 Schiphol is de naam van de Nederlandse nationale luchthaven, die in de Haarlemmermeerpolder gelegen is, op (1) 10 kilometer van het centrum van Amsterdam. Schiphol est le nom de l'aéroport national hollandais, qui est situé dans le polder du Haarlemmermeer, à 10 kilomètres du centre d'Amsterdam.
2 Sinds het einde van de Eerste Wereldoorlog is het een luchthaven. Depuis la fin de la première guerre mondiale, c'est un aéroport.
3 Op (2) 17 mei 1920 landde daar voor het eerst een vliegtuig in geregelde dienst Amsterdam-Londen. Le 17 mai 1920 y (là) atterrit pour la première fois un avion de (en) ligne régulière Amsterdam-Londres.
4 Het was toen nog een wei (3) van geen (4) tachtig hectare en het personeel bestond uit zeven man (N 1). C'était alors encore une prairie de moins de (même pas) quatre-vingts hectares et le personnel se composai de sept personnes.
5 Na de vernielingen van de tweede wereldoorlog is Schiphol weer een drukke luchtvaartstad geworden, waar meer dan 15.000 (vijftienduizend) mensen werken. Après les destructions de la deuxième guerre mondiale, Schiphol est devenu de nouveau un centre aérien (ville d'aviation) animé, où travaillent plus de 15.000 personnes.
6 De luchthaven heeft een prachtig vlak landingsterrein, met verschillende start- en landingsbanen, waarvan de grootste 3.300 meter lang en 45 meter breed (5) is. L'aéroport a un magnifique terrain d'atterrissage plat, avec différentes pistes d'envol et d'atterrissage, dont la plus grande est longue de 3.300 mètres et large de 45 mètres.
7 Aan de rand van het landingsterrein, om een groot betonnen verkeersplatform heen (6), ligt een kleine stad, die bestaat uit talrijke grote vliegtuighangars, werkplaatsen, kantoren, magazijnen en andere gebouwen. Au bord du terrain d'atterrissage, autour d'une grande plate-forme de circulation en béton, se trouve une petite ville, qui se compose de nombreux grands hangars (pour avions), d'ateliers, de bureaux, de magasins et autres bâtiments.
8 Langs dat platform bemerkt men ook het 250 meter lange, centrale gebouw, het witte stationsgebouw en de verkeerstoren. Le long de cette plate-forme, on remarque aussi le bâtiment central, long de 250 mètres, l'aérogare blanche et la tour de contrôle (de circulation).
9 Schiphol is niet alleen het technische centrum en de thuishaven van de wereldberoemde K.L.M. (7), maar ook een vaste haven voorde vliegtuigen van 21 buitenlandse lijndienstmaatschappijen. Schiphol n'est pas seulement le centre technique et le port d'attache de la K.L.M. de réputation mondiale, mais aussi un port fixe pour les avions de 21 compagnies (sociétés) étrangères de transport aérien (service de ligne).
10 In 1975 (negentienhonderd vijfenzeventig) hadden op schiphol 4 miljoen passagiersbewegingen plaats en was de vervoerde vracht 250.000 (tweehonderd vijftig duizend) ton.

En 1975, il y a eu à Schiphol un mouvement de 4.000.000 passagers et le fret transporté a été de 250.000 tonnes.

11 De vracht bestaat vooral uit luxe-artikelen (8), textielprodukten, machines en technische toe stellen (9), chemische en farmaceutische produkten, horloges, kranten, levende dieren, bloemen, groenten (10) en vruchten. Le fret consiste surtout en articles de luxe, produits textiles, machines et appareils techniques, produits chimiques et pharmaceutiques, montres, journaux, animaux vivants, fleurs, légumes et fruits.
12 Schiphol is ook een van de meest bezochte toeristische attracties in Nederland. Schiphol est aussi une des attractions touristiques les plus fréquentées (visitées) en Hollande.
13 Er zijn jaarlijks meer dan anderhalf miljoen betalende bezoekers. Il y a annuellement plus d'un million et demi de visiteurs payants.
14 Voor de luchtreizigers bestaat op Schiphol een "tax-free shopping center", waar ze talrijke artikelen - waaronder ook auto 's van allerlei Europese merken - belastingvrij kunnen kopen. Pour les voyageurs (aériens) existe à Schiphol un centre d'achat hors-taxe où ils peuvent acheter, libres de taxes, de nombreux articles - parmi lesquels également des voitures de toutes sortes de marques européennes.
  (naar M. van Ouderghem in "De Lage Landen")  

  OEFENING EXERCICE
  Met de trein reizen. Voyager en train.
1 Een kaartje tweede klas naar Rotterdam, alstublieft. Un billet (de) deuxième classe pour (vers) Rotterdam, s'il vous plaît.
2 Eenkel of heen en terug ? Simple ou aller et retour ?
3 Hoeveel kost een retour Amsterdam ? Combien coûte un aller et retour (pour) Amsterdam ?
4 Hoelang is een retourkaartje geldig ? Combien de temps un billet aller et retour est-il valable ?
5 Van welk spoor vertrekt de sneltrein naar Den Haag ? De quelle voie part le rapide pour (vers) La Haye ?
6 Er is geen sneltrein meer op dit uur, u hebt nog maar een boemeltrein. Il n'y a plus d'express (de rapide) à cette heure, vous n'avez plus qu'un omnibus.
7 De trein naar Oostende is op spoor 10. Le train pour (vers) Ostende se trouve (est) sur (la) voie 10.
8 Onze trein is nog niet aangekondigd, hij heeft twintig minuten vertraging. Notre train n'est pas encore annoncé, il a vingt minutes de retard.
9 De trein met bestemming Brugge rijdt het station binnen. Le train à (avec) destination de Bruges entre en gare.
10 Hoe laat (om welk uur) heb ik een aansluiting naar Breda ? A quelle heure ai-je une correspondance pour (vers) Bréda ?
11 Deze trein rijdt door tot Amsterdam; u moet in Rosendael uitstappen. Ce train va jusqu'à (continue) Amsterdam, vous devez descendre à Rosendael .
12 Hoeveel tijd heb ik om over te stappen ?

Combien de temps ai-je pour changer (de train) ?

13 U hoeft zich niet te haasten, u haalt uw trein nog zeer gemakkelijk. Vous ne devez pas vous presser (hâter), vous aurez encore très facilement votre train.
14 U zal de aansluiting zeker niet missen. Vous ne manquerez certainement pas la correspondance.
15 Mijn kaartje is al geknipt. Mon billet est déjà poinçonné.
16 De reizigers worden verzocht hun paspoorten te tonen. Les voyageurs sont priés de montrer leur passeport.
     
  Wat een vader lijden kan
Twee jongens waren in de trein aan het spelen en maakten veel leven.
Na een tijdje zei de conducteur tegen de vader, dat de kinderen zich stil moesten houden of dat hij moeilijkheden zou hebben.
De vader van de kinderen antwoordde bedroefd :
— Moeilijkheden ?
U weet niet wat moeilijkheden zijn!
Mijn vrouw ligt in het ziekenhuis.
Ik heb jeukte.
Ik ben op weg om mijn zieke schoonmoeder te gaan bezoeken.
Mijn dochter heeft juist drielingen gekregen.
Eén van de jongens heeft een paar minuten geleden zijn vinger verpletterd en de andere heeft onze reiskaartjes opgegeten.
En dat is niet alles :
ik heb zopas gemerkt, dat wij op een andere trein zouden moeten zijn.
Ce qu'un père peut souffrir
Deux (jeunes) garçons étaient occupés à jouer dans le train et faisaient beaucoup de bruit (vie).
Après un petit temps, le receveur dit au père que les enfants devaient se tenir tranquilles ou qu'il aurait des ennuis (difficultés).
Le père des enfants répondit tristement :
— Des ennuis ?
Vous ne savez pas ce que sont les ennuis !
Ma femme se trouve à l'hôpital.
J'ai des démangeaisons.
Je suis en route pour aller rendre visite (visiter) à ma belle-mère malade.
Ma fille vient (juste) d'avoir (recevoir) des triplés.
Un de mes garçon s'est écrasé le doigt il y a quelques minutes et l'autre a mangé nos billets.
Et ce n'est pas tout : je viens de m'apercevoir (remarquer) que nous devrions être dans (sur) un autre train.

NOTES
(1) Het was op een afstand van 200 kilometer. C'était à une distance de 200 kilomètres.
Op enige afstand van het dorp. A quelque distance du village.
(2) Op s'emploie dans beaucoup d'expressions de temps.
Op dat ogenblik was ik toch thuis. A ce moment-là, j'étais pourtant à la maison.
Op een mooie dag trokken ze naar het zuiden. Un beau jour, ils partirent pour le Midi.
Ze zijn nooit thuis op zondag. Ils ne sont jamais à la maison le dimanche.
Op het einde van de maand. A la fin du mois.

(3) Pluriel : de weiden.
De même de la
(tiroir), de laden.

(4) Rappelons que la négation est geen devant un nom de nombre.
Dat kost geen duizend frank. Cela ne coûte pas mille francs.
Ze is geen twaalf jaar. Elle n'a pas douze ans.
(5) De kamer is 10 meter bij 5. La pièce a 10 mètre sur 5.
(6) Die laan loopt om de stad heen. Cette avenue fait le tour de la ville.
De gasten zaten om te tafel heen. Les invités étaient assis autour de la table.
(7) Koninklijke Luchtvaart Maatschappij: société royale de navigation aérienne.
(8) Certains noms en -el font leur pluriel en -s ou en -en;
c'est le cas de artikel, de appel (pomme) de wafel (gaufre).
Dans d'autres mots, la double forme du pluriel marque un sens nettement différent.
De letters (les lettres, caractères écrits), de Nederlandse letteren (les lettres hollandaises);
de vaders (les pères), de vaderen (les ancêtres);
de middelen (les moyens), de middels (les tailles);
de stukken (les morceaux, les pièces de théâtre), de stuks (les exemplaires).

(9) Een televisietoestel : un appareil de télévision.
Een fototoestel : un appareil photographique.

(10) Groente ne prend la marque du pluriel que lorsqu'il désigne différentes sortes de légumes.
Wat voor groente eten we vanavond ? Quels légumes mangeons-nous ce soir ?
Ze telen allerlei groenten. Ils cultivent toutes sortes de légumes.
Ingemaakte groenten : des légumes en conserve.