Изучение языков | Нидерландский / Голландский
 


ha082
  TWEEËNTACHTIGSTE (82ste) LES QUATRE - VINGT - DEUXIÈME LEÇON
  Voor de reis (vervolg) Avant le voyage (suite)
     
1 De zoon stelt onmiddellijk voor met de wagen te rijden : Le fils propose immédiatement d'aller (rouler) en (avec la) voiture :
2 hij beweert (1) dat het de enige (N4) manier is zo weinig mogelijk tijd te verliezen. il affirme que c'est la seule manière de perdre aussi peu de temps [que] possible.
3 Maar vader is het niet eens (2) : in augustus is het verkeer te druk en zijn de gevaren te groot. Mais [le] père n'est pas d'accord : en août la circulation est trop intense et les dangers sont trop grands.
4 Vader vreest altijd botsingen, hij ziet overal gevaren, ook waar ze helemaal niet bestaan. [Le] père craint toujours des collisions, il voit des dangers partout, même (aussi) où ils n'existent pas du tout.
5 De dochter zou liever met de trein reizen. La fille préférerait voyager en train.
6 Zo vermijd je allerlei problemen en onderweg kan je het landschap bewonderen. Ainsi on (tu) évite toutes sortes de problèmes et en cours de route on (tu) peut admirer le paysage.
7 Daar hebben de anderen veel bezwaren tegen : A cela les autres ont beaucoup d'objections :
8 ter plaatse ben je niet vrij meer en kan je (3) je moeilijk verplaatsen. sur place on n'est plus libre et on peut difficilement se déplacer.
9 Vader heeft eindelijk een oplossing : hij stelt voor te vliegen. [Le] père a finalement une solution : il propose de voyager en avion (voler).
     
10 Ter plaatse zullen ze dan een wagen huren (4). Sur place ils loueront alors une voiture.
11 Het is ongetwijfeld duurder, maar zo win je werkelijk veel tijd : C'est incontestablement plus cher, mais ainsi on gagne réellement beaucoup de temps :
12 in anderhalf uur ben je op Schiphol, de luchthaven van Amsterdam.

en une heure et demie on est à Schiphol, l'aéroport d'Amsterdam.
13 Het spreekt van zelf dat de kinderen zoiets leuk vinden, II va de soi que cela (une chose pareille) réjouit les enfants,
14 maar dat maakt moeder nogal bang : er gebeuren zoveel ongevallen ! mais cela effraie quelque peu (assez) [la] mère : il y a (se passent) tant d'accidents !
15 Vader bewijst haar dat het helemaal niet waar is, en ze laat zich overtuigen (5). [Le] père lui prouve que ce n'est pas vrai du tout, et elle se laisse convaincre.
16 Hij zal de volgende dag (6) naar het reisbureau gaan om de plaatsen te bespreken. II ira le lendemain (jour suivant) à l'agence de voyage pour réserver les places.
  OEFENING EXERCICE
     
1 Ter plaatse bestaan er ongetwijfeld talrijke andere mogelijkheden. Sur place il existe incontestablement de nombreuses autres possibilités.
2 Hij reed veel te vlug ; hij heeft de botsing niet kunnen vermijden. Il roulait beaucoup trop vite ; il n'a pas pu éviter la collision.
3 Het feit dat hij zolang aarzelt voordat hij een beslissing neemt, is zeker een bewijs dat hij niet op de hoogte van de toestand is. Le fait qu'il hésite si longtemps avant de prendre (qu'il ne prenne) une décision est certainement une preuve qu'il n'est pas au courant de la situation.
4 Hij beweert dat hij iets buitengewoons heeft ontdekt. Il affirme qu'il a découvert quelque chose d'extraordinaire.
5 Gedurende die tocht hebben wij prachtige landschappen kunnen bewonderen. Pendant cette excursion nous avons pu admirer de magnifiques paysages.
6 In die streek zijn een hele reeks oude kastelen te koop. Dans cette région il y a toute une série [de] vieux châteaux à vendre.
7 Misschien bent u het niet eens met onze redenen ; in dat geval moet u uw bezwaren verklaren. Peut-être n'êtes-vous pas d'accord avec nos raisons ; dans ce cas vous devez expliquer vos objections.
8 Ik ben niet van plan onderweg te stoppen. Je n'ai pas l'intention de m'arrêter en cours de route.
9 Als u met het vliegtuig reist, wint u twee dagen op de heen- en terugreis. Si vous voyagez en avion, vous gagnez deux jours sur le voyage aller et retour.
10 Blijf de vorige lessen herhalen : op die manier zal u uw kennis opfrissen.

Continuez à revoir les leçons précédentes : de cette manière vous rafraîchirez vos connaissances.
  NOTEN
1

Hij beweert dat het zo is : il affirme que c'est ainsi.
Die bewering moet u bewijzen : il faut prouver cette affirmation.
2 Ik ben het met u eens : je suis d'accord avec vous,
ledereen was het erover eens, dat ik gelijk had : tout le monde était d'accord sur le fait (sur cela) que j'avais raison.
3 Le complément Ter plaatse se rapporte aux deux propositions, c'est pourquoi il y a également inversion dans la seconde.
4 ik heb een huis aan zee gehuurd : j'ai loué une maison à la mer.
Mijn oom heeft zijn huis verhuurd : mon oncle a loué sa maison.
Verhuren = donner en location.
Huis te huur : maison à louer.
Huis te koop : maison à vendre.
5 De overtuiging : la conviction.
6 De dag na de reis : le lendemain du voyage.
De volgende morgen : le lendemain matin.
   
  Noms neutres : het gevaar. het landschap, het vliegtuig

p204 (392)

Счётчик