Изучение языков | Нидерландский / Голландский

 


ha081

  ÉÉNENTACHTIGSTE (81ste) LES QUATRE - VINGT - UNIÈME LEÇON
  Voor de reis Avant le voyage
     
1 Het is steeds en overal hetzelfde : een paar maanden vóór de vakantie is iedereen al plannen aan het maken. C'est partout et toujours la même chose : quelques mois avant les vacances tout le monde est déjà occupé à faire des plans.
2 De ene, die van ijs en sneeuw houdt, wil absoluut naar Zwitserland (1), waar hij lange bergtochten kan maken. L'un qui aime [la] glace et [la] neige, veut absolument [aller] en Suisse, où il peut faire de longues excursions en montagne.
3 Een ander, die zich voor oude monumenten interesseert en tegelijk van de zon wenst te genieten, wil het zuiden van Frankrijk bezoeken : Un autre, qui s'intéresse aux (pour) vieux monuments et en même temps souhaite profiter du soleil, veut visiter le Midi de [la] France :
4 hij is er zeker van dat hij in elk dorp een romaanse kerk of muren van een middeleeuws kasteel zal ontdekken. il est sûr que dans chaque village il découvrira une église romane ou les murs d'un château moyenâgeux.
5 Zelfs als het gezin (2) niet heel groot is, wil iedereen iets anders ; Même si la famille n'est pas très grande, chacun souhaite quelque chose d'autre;
6 kiezen wordt dus een lastig (3) probleem. choisir devient donc un problème difficile.
7 Na lang nagedacht en geaarzeld te hebben neemt de vader eindelijk een beslissing : Après avoir réfléchi et hésité longtemps, le père prend finalement une décision :
8 ze zullen een week of drie (4) naar Nederland gaan. ils séjourneront (iront) deux ou trois semaines aux Pays-Bas.
9 Het zal de kinderen de gelegenheid geven kennis te maken met prachtige maar weinig bekende streken. Cela donnera (procurera) aux enfants l'occasion de connaître (faire la connaissance) des régions magnifiques mais peu connues.
     
10 Hun kennis (5) van het Nederlands zullen ze ook wat kunnen opfrissen.
 
Ils pourront aussi rafraîchir quelque peu leur connaissance du néerlandais.
11 Op school lees je meestal allerlei verouderde teksten, maar de echte omgangstaal komt zelden aan de beurt.  A l'école on lit (tu lis) en général toutes sortes de textes vieillis, mais la vraie langue usuelle
est fort négligée (vient rarement au tour).
12 Toch moet je vlot kunnen spreken als je een betrekking wilt vinden, die werkelijk de moeite waard is. Cependant on doit pouvoir parler couramment si on souhaite trouver un emploi qui en vaut vraiment la peine.
13 Dus : op weg (6) naar het noorden. . . Donc : en route vers le nord ...
14 Maar daarmee is niet alles opgelost ; de vraag is nu : hoe zullen ze reizen ? Mais ainsi (avec cela) tout n'est pas résolu; la question est maintenant : comment voyageront-ils ?
  (wordt vervolgd) (à suivre)
  OEFENING EXERCICE
  Over de Provence. Au sujet de la Provence.
1 Vorige zomer hebben we een paar weken in het zuiden van Frankrijk doorgebracht. [L'] été dernier nous avons passé quelques semaines dans le Midi de [la] France.
2 Dit verblijf heeft ons de gelegenheid verschaft een prachtige streek te ontdekken. Ce séjour nous a procuré l'occasion de découvrir une magnifique région.
3 Elke dag hebben we interessante tochten gemaakt. Chaque jour nous avons fait des excursions intéressantes.
4 We hebben onder andere een reeks kastelen uit de middeleeuwen bezocht ; bijna in elk dorp is er één te zien. Nous avons visité entre autres une série de châteaux du moyen âge ; presque dans chaque village il y en a un à voir.
5 Er zijn ook heel wat gebouwen uit de tijd van de Romeinen. Il y a aussi pas mal de bâtiments du temps des Romains.
6 Sommige ervan zijn zo mooi dat u zich moeilijk kan voorstellen dat ze twintig eeuwen geleden gebouwd werden.

Certains d'entre eux sont si beaux que l'on peut difficilement s'imaginer qu'ils ont été bâtis il y a vingt siècles.

7 U krijgt bijna de indruk dat ze op zijn hoogst uit de negentiende eeuw dateren. On a (reçoit) presque l'impression qu'ils datent tout au plus du dix-neuvième siècle.
8 In de talrijke musea hebben wij allerlei fantastische dingen kunnen bewonderen. Dans les nombreux musées nous avons aussi pu admirer toutes sortes de choses fantastiques.
9  En bovendien hebben we van de zon genoten.  Et en outre nous avons profité (joui) du soleil.
     
  NOTEN
1 Après un auxiliaire de mode (moeten, kunnen, willen, mogen) le verbe gaan est plus d'une fois omis.
Nu moet u naar de dokter : maintenant vous devez aller chez le médecin.
2 Ne pas confondre het gezin (la famille au sens étroit : parents et enfants)
et de familie (famille au sens large).
Het hele gezin zat bij het vuur : toute la famille était assise près du feu.
Een familiegeschiedenis : une histoire de famille.
3 Een lastig probleem : un problème difficile.
Dat kind is nogal lastig : cet enfant est assez difficile.
Hij heeft een lastig karakter. Il a un caractère difficile.
4 We blijven een dag of zes : nous restons cinq ou six jours.
Ik had maar een glas of vier gedronken : je n'avais bu que trois ou quatre verres.
5 Signifie aussi bien 'chose sue' que 'personne que l'on connaît'.
Dans le premier cas, il reste invariable au pluriel.
Die jongen bezit veel kennis op dat gebied : ce garçon possède beaucoup de connaissances dans ce domaine.
Elle a beaucoup de connaissances aux Pays-Bas : ze heeft veel kennissen in Nederland.
6 Ne pas confondre : ze gaan op weg : ils se mettent en route.
Onderweg heb ik veel mooie dingen gezien : en cours de route j'ai vu beaucoup de belles choses.
   
   
  Noms neutres : het monument, het kasteel, het gezin.

p201 (386)


Счётчик