Изучение языков | Нидерландский / Голландский


ha064
  VIERENZESTIGSTE (64ste) LES SOIXANTE - QUATRIÈME LEÇON
  Vakantieplannen Projets de vacances
     
1 Bert: Binnenkort hebben wij weer veertien dagen vakantie B.: Bientôt nous avons de nouveau quinze (14) jours [de] vacances
2 en ik vraag mij af hoe ik de tijd zal doorbrengen. . et je me demande comment je vais passer (passerai) le temps.
3 Hans: Wat mij betreft, is er (1) niet net minste probleem : H.: En ce qui me concerne, il n'y a pas le moindre problème :
4 ik ga met mijn ouders naar het zuiden (2). je vais avec mes parents dans (vers) le Midi.
5 Daar zal ik in ieder (3) geval zonnig (4) weer hebben. Là j'aurai en tout cas [du] temps ensoleillé.
6 Bert: Ik hoop het voor jou. Maar het is helemaal niet zeker : B.: Je l'espère pour toi. Mais c'est loin d'être certain :
7 dit jaar is het weer nergens bijzonder mooi.

cette année le temps n'est nulle part particulièrement beau.
8 Bovendien lost dat mijn probleem niet op. En outre cela ne résout pas mon problème.
9 Hans: Er bestaan toch heel wat mogelijkheden, zelfs als je het land niet verlaat. H.: Il existe quand même pas mal de possibilités, même si tu ne quittes pas le pays.
10 Bert: Zo veel zijn er niet, naar ik meen. B.: Elles ne sont pas si nombreuses, à ce qui me semble (d'après je pense).
11 Je kan ze gemakkelijk op de vingers van één hand tellen (5) : wandelen, lezen, TV-kijken. . . On (tu) peut facilement les compter sur les doigts d'une main : se promener, lire, regarder [la] télé. ..
12 Hans: Dat is al niet zo weinig. H.: Ce n'est déjà pas si peu.
13 Bert: Dacht je dat ik de hele dag kan blijven lezen ? B.: T'imagines-tu que je peux rester toute la journée (à) lire ?
14 Hans: Als je een boeiend boek hebt, is dat ongetwijfeld mogelijk. H.: Si tu as un livre passionnant, c'est sans aucun doute possible.
15 Hoofdzaak (6) is je lectuur (7) goed te kiezen. [L'] essentiel est de bien choisir ta lecture.
  (wordt vervolgd) (à suivre)
  OEFENING EXERCICE
  Over vakantie. A propos de vacances.
1 Als je met vakantie gaat, probeer je waarschijnlijk de plaats te vinden waar je het best kan uitrusten. Quand on (tu) va en vacances, on essaie probablement de trouver l'endroit (place) où on peut se reposer le mieux.
2 En ieder jaar is de keuze een moeilijk probleem. Et chaque année, le choix pose (est) un problème difficile.
3 Vorig jaar hebben we geluk gehad. L'année dernière nous avons eu [de la] chance.
4 In het zuiden van Frankrijk hadden we een dorpje ontdekt, dat niet alleen prachtig maar ook erg rustig was. Dans le Midi de [la] France, nous avions découvert un petit village qui était non seulement magnifique mais aussi très calme.
5 Het lag ver van de grote wegen en het verkeer was helemaal niet druk. Il se trouvait loin des grands-routes (chemins) et la circulation n'était pas du tout dense.
6 Er was bijna geen lawaai en bovendien was het voor de kinderen niet gevaarlijk op straat te spelen. Il n'y avait presque pas de bruit et en outre ce n'était pas dangereux pour les enfants de jouer dans la rue.
7 Dat was dus de ideale oplossing. . . tenminste voor één jaar. C'était donc la solution idéale. . . du moins pour une année.
8 Want er is een moeilijkheid : ofwel je moet elk jaar naar dezelfde plaats gaan, ofwel je moet telkens aan het zoeken gaan. Car il y a une difficulté : ou bien on doit aller chaque année au même endroit, ou bien on doit chaque fois chercher [autre chose].
9 En het kan soms lang duren voordat je iets vindt dat de moeite waard is. Et cela peut parfois durer longtemps avant qu'on trouve quelque chose qui en vaille la peine.
  NOTEN
1

Après wat mij betreft il n'y a pas inversion quand le sujet des deux propositions désigne la même personne.
Wat mij betreftf ik ga naar het zuiden : en ce qui me concerne, je vais dans le Midi (même personne).
Wat hem betreft, ben ik niet op de hoogte : en ce qui le concerne, je ne suis pas au courant (sujets différents).
2 Les noms de points cardinaux s'écrivent sans majuscule.
Het noorden : Le Nord. Het oosten : l'Est. Het westen : l'Ouest.
3 Ieder {= elk) reste invariable devant un nom neutre singulier
4 On forme beaucoup d'adjectifs en ajoutant -ig au nom.
Het geluk (bonheur), gelukkig (heureux) ;
de moed (courage), moedig (courageux) ;
het vuur (feu), vurig (ardent) ;
de honger (faim); hongerig (affamé).
5

Hij telt zijn geld : il compte son argent.
De groep telde twintig mensen: le groupe comptait vingt personnes.
Ik tel hem onder mijn vrienden : je le compte parmi mes amis.

Mais : u kan erop rekenen : vous pouvez y compter.
Ik reken niet op haar : je ne compte pas sur elle.
6 Dat is maar bijzaak : c'est accessoire.
7 Dat is gemakkelijke lectuur: c'est de la lecture facile.
8 Bij het lezen van die brief werd hij kwaad: à la lecture de cette lettre, il se fâcha.
Een leesboek : un livre de lecture.

p154 (292)

 

Счётчик