Изучение языков | Нидерландский / Голландский
 


ha054
  VIERENVIJFTIGSTE (54ste) LES CINQUANTE - QUATRIÈME LEÇON
  't Is middag (Il est) midi
     
1 Dora: Twaalf uur ! Eindelijk (1) tijd om te eten ! D.: Douze heures ! Enfin temps de (pour) manger !
2 Mia: Ik heb geen erge honger. M.: Je n'ai pas grand (grave) faim.
3 Dora: Ik heb geen honger, ik heb geen dorst. D.: Je n'ai pas faim, je n'ai pas soif !
4 Ik krijg (2) nooit iets anders te horen. Je n'entends (ne reçois à entendre) jamais rien d'autre.
5 Op den (3) duur wordt het vervelend (4). A la longue cela devient ennuyeux.
6 Mia: Ik leef niet om te eten ... M.: Je ne vis pas pour manger ...
7 Dora: Wat heb je dan als doel ? Brieven en documenten in orde brengen ? D.: Qu'est-ce que tu as alors comme but ?
Mettre [des] lettres et [des] documents en ordre ?
8 Mia: Ik interesseer me voor mijn werk ... M.: Je m'intéresse à mon travail ...
9 Dora: Kom I Ik heb geen zin (5) om te lachen.
 		 D.: Allons (viens) ! Je n'ai pas envie de (pour) rire.
10 Laten we over iets anders praten !

Parlons d'autre chose !
11 Neem deze appel en schenk (6) me maar wat koffie in. Prends cette pomme et verse-moi (seulement) un peu de café.
12 Mia: Het spijt me, maar er is er geen meer. M.: Je regrette, mais il n'y en a plus,
13 Dora: 't Is niet erg, ik zal nieuwe zetten. D.: Ce n'est pas grave, je vais [en] faire du nouveau.
14 Wees vooral niet kwaad : Ne sois surtout pas fâchée :

15

 ik zal de radio aanzetten (7), wat muziek zal je goed doen. je vais ouvrir la radio, un peu de musique te fera du bien.
  OEFENING EXERCICE
     
1 Ik Weet niet wat er gebeurt : ik voel me altijd moe en ik heb geen zin om te werken. Je ne sais pas ce qui se passe : je me sens toujours fatigué et je n'ai pas envie de travailler.
2 Ik denk dat hij het erg druk heeft, ik krijg hem nooit te zien. Je pense qu'il est très occupé je n'arrive jamais à le voir.
3 De vraag is of ze zich voor iets interesseren. La question est [de savoir] s'ils s'intéressent à (pour) quelque chose.
4 Er is te veel lawaai, zet die radio maar af. Il y a trop de bruit, ferme cette radio.
5 Als ik een paar uur ga wandelen, krijg ik telkens honger. Quand je vais me promener quelques heures, j'attrape chaque fois faim.
6 De vorige keren dacht ik dat hij overdreef, maar ik heb eindelijk begrepen dat het toch waar was. Les fois précédentes je pensais qu'il exagérait, mais j'ai finalement compris que c'était tout de même vrai.
7 Ik vind het vervelend dat ze over zo weinig tijd beschikken om alles in orde te brengen. Je trouve (cela) ennuyeux qu'ils disposent de si peu de temps pour mettre tout en ordre.
8 Ik heb die tekst ten minste tien keer herhaald, maar ik kan die niet onthouden. J'ai répété ce texte au moins dix fois, mais je ne peux pas le retenir.
  NOTEN
1 La fin : het einde.
C'est avec het horloge les deux mots fréquents terminés par -e qui sont du neutre.
2 Hij heeft gelijk gekregen : on lui a donné raison.
Ik kan die doos met dicht krijgen : je ne parviens pas à fermer cette boîte.
Ik krijg hem nooit te spreken : je n'arrive jamais à lui parler.
3 On écrit souvent aussi op de duur.
4 Wat is hij verve/end ! Qu'il est ennuyeux !
Hij verveelt zich overal : il s'ennuie partout.
Die jongen verveelt me : ce garçon m'ennuie.
5 Heeft u geen zin in een kopje koffie ? : N'avez-vous pas envie d'une tasse de café ?
6 Schenken : offrir, faire cadeau de.
Voor mijn verjaardag heeft ze me een boek geschonken :
pour mon anniversaire elle m'a offert un livre.
7 Wilt u de radio afzetten : voulez-vous fermer la radio.

p129 (242)

Счётчик