Изучение языков | Нидерландский / Голландский

 


ha052

  TWEEËNVIJFTIGSTE (52ste) LES CINQUANTE -DEUXIÈME LEÇON
  Brieven sorteren Trier des lettres
     
1 Dora: Eindelijk klaar voor vanmorgen. Ik begon er genoeg van te krijgen. D.: Enfin fini pour aujourd'hui. Je commençais à en avoir assez.
2 Mia: Wat ga je nu doen? Ben je misschien van plan te (N2) slapen? Of te breien? M.: Qu'est-ce que tu vas faire maintenant ?
As-tu peut-être l'intention de dormir ? Ou de tricoter?
3 Dora: En waarom niet ? Zou het je hinderen? D.: Et pourquoi pas ? Est-ce que cela te dérangerait?
4 Mia: Mij niet, maar de baas wel. M.: Moi pas, mais le patron (bien).
5 Kijk, ik heb hier een hele reeks brieven, die (N3) ik moet sorteren en rangschikken. Tiens (regarde), j'ai ici toute une série de lettres que je dois trier et classer.
6 Wil je me niet helpen ? Est-ce que tu ne veux pas m'aider ?
7 Dora: Akkoord! Hoe moet ik ze rangschikken? D.: D'accord ! Comment dois-je les classer ?
8 Mia: Zoals gewoonlijk. Er is een map voor elke klant; 8 M.: Comme d'habitude. Il y a une chemise pour chaque client;
9 je legt de jongste (1) brieven boven. tu mets les lettres les plus récentes au-dessus.
10 Kijk telkens goed naar de datum. Regarde bien la date chaque fois.
11 Dora: Dat noem (2) ik een leuk werk ! D.: Voilà ce que j'appelle un travail amusant !
12 Mia: Het is waarschijnlijk niet bijzonder leuk,
maar het moet toch gedaan (3).
M.: Ce n'est probablement pas particulièrement amusant,
mais cela doit malgré tout (être) fait.
13 Dora: Hoe komt het dat er zoveel brieven zijn ? D.: Comment se fait-il qu'il y ait (a) tant de lettres?
14 Mia : Ik weet niet wat er gebeurt : M.: Je ne sais pas ce qui se passe :

15

honderden (4) mensen hebben om onze jongste catalogus gevraagd (5). [des] centaines de gens ont demandé (pour) notre récent catalogue.
16 Dora: Als al die mensen iets bestellen, dan betekent het weer een hele boel (6) werk ! D.: Si tous ces gens commandent quelque chose,
(alors) cela signifie de nouveau un tas de travail !
17 Mia : En als (N4) ze niets bestellen, dan ben je werkloos !
Heb je dat misschien liever ?
M.: Et s'ils ne commandent rien, (alors) tu es sans travail !
Est-ce que tu préfères peut-être cela ?
  (wordt vervolgd)  
  OEFENING EXERCICE
     
1 Zijn werk is niet bijzonder leuk : gewoonlijk doet hij de hele dag niets anders dan documenten invullen en rangschikken Son travail n'est pas particulièrement amusant : d'habitude il ne fait [de] toute la journée rien d'autre que remplir et classer des documents.
2 Ik weet niet wat ze van plan zijn : het is negen uur en ze hebben nog niet opgebeld. Je ne sais pas ce qu'ils ont l'intention [de faire] : il est neuf heures et ils n'ont pas encore téléphoné.
3 Ik heb de indruk dat de bestellingen deze maand bijzonder talrijk zijn. J'ai l'impression que ce mois-ci les commandes sont particulièrement nombreuses.
4 Hoe komt het dat ze hun doel niet bereikt hebben ?
Waarschijnlijk verbeelden ze zich dat het nogal gemakkelijk was.
Comment se fait-il qu'ils n'aient (ont) pas atteint leur but ?
Probablement s'imaginaient-ils que c'était assez facile.
5 Betekent dit dat ze helemaal geen voorkeur hebben ? Ceci signifie-t-il qu'ils n'ont absolument pas de préférence ?
6 Dank zij de nieuwe werkmogelijkheden zijn er nu veel minder werklozen. Grâce aux nouvelles possibilités d'emploi (de travail) il y a maintenant beaucoup moins de chômeurs.
7 Ik heb de verklaring alleen moeten vinden. J'ai dû trouver l'explication seul.
8 Het hindert mij niet dat ze vooral aan haar problemen denkt, maar ze spreekt er een beetje te veel over. Cela ne me dérange pas qu'elle pense surtout à ses problèmes, mais elle en parle un peu trop.
  NOTEN
1 Jongste : dernier en date, plus récent.
Laatste : dernier (il n'y en a plus après).

Heeft u de jongste roman van Daisne gelezen ?
Avez-vous vu le dernier (plus récent) roman de Daisne ?

Dat is de laatste roman van Elsschot :
c'est le dernier roman d'E. (le dernier écrit avant sa mort).
2 Noemen : nommer, appeler (donner un nom).
Roepen : appeler (pour faire venir).
Heten ; s'appeler.

Hoe noemt u die boom? : comment appelez-vous cet arbre ?
Ze heeft de dokter geroepen : elle a appelé le médecin.
Hoe heet hij ? Comment s'appelle-t-il ?
3 L'auxiliaire worden est sous-entendu :
hoe moet dat gedaan worden ?
4 Numéral employé comme nom, prend normalement la terminaison du pluriel.
Duizenden boeken : des milliers de livres.
5 Hij vraagt om geld : il demande de l'argent.
Ze vraagt naar de weg : elle demande le chemin.
6 Een hele boel : un tas de, une quantité de.
Een hele boel mensen : un tas de gens.
Een hele boel boeken : un tas de / quantité de livres.
   

p124 (232)


Счётчик