Изучение языков | Нидерландский / Голландский
 


ha044
  VIERENVEERTIGSTE (44ste) LES QUARANTE-QUATRIÈME LEÇON
  Wim is laat Wim est en retard (tard)
     
1 Mia: Dora, kijk eens naar de klok ! M.: Dora, regarde (une fois) (vers) l'horloge !
2 Dora: Wat is er aan de hand ? D.: Qu'est-ce qui se passe ?
3 Loopt die voor (1) ? Of staat hij soms stil ? Est-ce qu'elle avance (court avant) ? Ou est-elle (parfois) arrêtée ?
4 Mia: Nee, maar het is bijna kwart vóór negen en Wim is er (2) nog niet. M.: Non, mais il est déjà presque neuf heures moins le quart et Wim n'est pas encore là (n'y est p.e.).
5 Het is toch zijn gewoonte (3) niet zo laat te komen. Ce n'est tout de même pas son habitude d'arriver (venir) si tard.
6 En hij heeft niet gewaarschuwd. Et il n'a pas averti.
7 Misschien heeft hij een ongeluk gehad. Peut-être a-t-il eu un accident ?
8 Dora: Je ziet altijd alles te zwart (4). D.: Tu vois toujours tout en (trop) noir.
9 Het is woensdag, en op woensdag is er altijd meer verkeer (5) Nous sommes (c'est) mercredi, et le ( sur ) mercredi il y a toujours plus de circulation.
10

Er zijn overal opstoppingen.

 II y a partout des embouteillages.
11 Mia: Het verbaast mij toch. M.: Cela m'étonne quand même.
12 Dora: Bel dan zijn vrouw maar op. D.: Téléphone alors (seulement) à sa femme.
13 Mia: Nee, ik wil haar niet nutteloos (6) bang maken (N1). M.: Non, je ne veux pas l'effrayer (faire peur) inutilement.
14 Maar als hij niet binnenkort komt, dan doe ik het toch. Mais s'il n'arrive pas bientôt, (alors) je le ferai (fais) malgré tout.
  (wordt vervolgd)  
  OEFENING EXERCICE
     
1 Er is een erg ongeval aan het kruispunt gebeurd en er zijn overal opstoppingen. Il est arrivé (s'est passé) un accident grave au croisement et il y a des embouteillages partout.
2 In alle restaurants is de BTW in de prijs inbegrepen, Dans tous les restaurants, la TVA est incluse dans le prix.
3 Hij geeft zich nutteloze moeite : hij kan er niets aan veranderen. Il se donne [un] mal (une peine) inutile : il ne peut rien y changer.
4 Ik raad u aan ons te waarschuwen zodra u iets weet . Je vous conseille de nous prévenir dés que vous saurez quelque chose.
5 In het centrum van de grote steden zal het verkeer binnenkort bijna onmogelijk worden. Dans le centre des grandes villes, la circulation deviendra bientôt presque impossible.
6 Ik ben zo'n leven niet gewoon.

Je ne suis pas habitué à une vie semblable.

7 Ik heb iedereen over uw plan gesproken maar niemand scheen er akkoord mee te gaan. J'ai parlé de vos plans à tout le monde, mais personne ne semblait être (aller) d'accord (avec).
8 Het is zijn gewoonte niet zo weinig inlichtingen te geven. Ce n'est pas son habitude de donner si peu de renseignements.
  NOTEN
1 Mijn horloge loopt achter : ma montre retarde.
Hij komt om tien uur precies : il vient à 10 heures précises (ou : precies om 10 uur).
2 Mijn man is er niet: mon mari n'est pas à la maison.
Ik ben er : je suis là.
3

Gewoon : habitué.
Hij is gewoon te gehoorzamen: il est habitué à obéir,
Ik ben dat niet gewoon : je ne suis pas habitué à cela.
4 Een wit huis : une maison blanche.
Een groene boom : un arbre vert.
De blauwe zee : la mer bleue.
Bruin papier : du papier brun.
Een gele wagen: une voiture jaune.
De grijze hemel : le ciel gris.
5 Een verkeersongeval : un accident de la circulation.
Het verkeersreglement (réGlëmènt) : le code de la route.
6 Le suffixe -loos signifie 'qui n'a pas'.
Werkloos : qui n'a pas de travail, chômeur ;
kinderloos : qui n'a pas d'enfant ;
eindeloos : sans fin, infini ;
ouderloos : orphelin.
   
  Nom neutre : het ongeval.

p104 (192)

Счётчик