Изучение языков | Нидерландский / Голландский


ha039
  NEGENENDERTIGSTE (39ste) LES TRENTE-NEUVIÈME LEÇON
  Inlichtingen Renseignements
     
1 Neemt u me niet kwalijk, juffrouw, Excusez-moi mademoiselle,
2 waar kan ik hier inlichtingen over hotels krijgen ? où puis-je obtenir (recevoir) (ici) des renseignements sur les hôtels, [s.v.p.] ?
3 Bij het reisbureau (N2). A l'agence de voyage (bureau de v.).
4 Is het ver hier vandaan ? Est-ce loin d'ici ?
5 Nee, het is hier dichtbij, Non, c'est ici tout près,
6 u kan er te voet heen (1) gaan. vous pouvez y aller à pied.
7 Maar ik ken de stad helemaal niet (2). Mais je ne connais pas du tout la ville.
8 Ik zal u de weg wijzen en u kan zich niet vergissen. Je vais vous montrer (montrerai) le chemin et vous ne pouvez pas vous tromper.
9 U volgt deze laan tot aan de verkeerslichten (3) Vous suivez cette avenue jusqu'aux feux (lumières de circulation)
10 en u steekt daar over (4). et vous traversez là.
11 Het bureau is vlak vóór u op de hoek van de straat. L'agence (bureau) est juste devant vous au coin de la rue.
12 Dan vind ik het gemakkelijk. Alors je la trouverai] facilement.
13 Wees (5) voorzichtig als u oversteekt (6): Soyez prudent quand vous traversez :
14 het kruispunt is erg gevaarlijk. le croisement est très dangereux.
15 Ik pas altijd op (7) en. . . Je fais toujours attention et ...
16 ik heb een goede levensverzekering (8) ! j'ai une bonne assurance-vie !
  OEFENING EXERCICE
     
1 U vergist zich als u denkt dat het niet gevaarlijk is. Vous vous trompez si vous pensez que ce n'est pas dangereux.
2 Het is niet voorzichtig de straat over te steken zonder eerst naar links en dan naar rechts te kijken. Il n'est pas prudent de traverser la rue sans regarder d'abord à gauche puis à droite.
3 Pas maar op : de inlichtingen die ze geven zijn niet erg precies. Faites (seulement) attention : les renseignements qu'ils donnent ne sont pas très précis.
4 Als de verkeerslichten op rood staan, moet u stoppen en wachten. Quand les feux sont au rouge (sur le r.), vous devez vous arrêter et attendre.
5 Ze zijn al lang verloofd ; ik denk dat ze volgende maand trouwen. Ils sont fiancés depuis longtemps ; je pense qu'ils se marient [le] mois prochain.
6 Als we niet vrij zijn, zal ik het u laten weten. Si nous ne sommes pas libres, nous vous le ferons savoir.
7 Ze hebben gezegd dat ze op de anderen gewacht hebben. Ils ont dit qu'ils ont attendu les autres.
8 Ik had geen geld bij mij, maar mijn vriend betaalde voor iedereen. Je n'avais pas d'argent sur moi, mais mon ami a payé (paya) pour tout le monde.
  NOTEN
1 Heen est synonyme de naartoe.
Waar gaat u heen = waar gaat u naartoe ? : Où allez-vous ?
Ik ga er ook heen : j'y vais aussi.
2 Ne confondez pas helemaal niet = pas du tout
et niet helemaal = pas tout à fait.

Hij is helemaal niet klaar : il n'est pas prêt du tout.
Ze is nog niet helemaal klaar : elle n'est pas encore tout à fait prête.
3 Het verkeer : la circulation.
Het licht : la lumière.
Het verkeer is erg druk : la circulation est très dense.
4 Verbe séparable.
We zullen de straat hier oversteken : nous traverserons la rue ici.
5 Impératif de zijn.
Wees vriendelijk met iedereen : soyez/sois aimable avec tout le monde.
Même forme au singulier et au pluriel.
6 On a ici un verbe séparable, mais se trouvant à la fin de la subordonnée.
Il n'y a pas alors séparation.
Ze komt morgen terug.
Ik weet niet of ze morgen terugkomt : je ne sais pas si elle revient demain.
7 Encore un verbe séparable. Infinitif : oppassen.
Avez-vous remarqué que dans les verbes séparables l'accent tombe toujours sur la partie séparable.
8

Verzekeren : assurer.
Ik verzeker u, dat het zo is : je vous assure que c'est ainsi.
U moet uw huis verzekeren : vous devez assurer votre maison.
  Noms en "het": het reisbureau, het verkeer, het licht, het kruispunt, het leven.

p92 (168)

Счётчик