ßçûêè :: Ãîëëàíäñêèé - Íèäåðëàíäñêèé
38
 
 

108 Nederlands Néerlandais
  ACHTENDERTIGSTE (38ste) LES. Leçon 38
  De auto die in de mist kan zien L'auto qui peut voir dans le brouillard
     
1 Op de smalle, drukke wegen langs de kust en op de autosnelweg hebben we met een auto gereden (N4) waarin een door een computer bestuurd (1) systeem ons tijdig waarschuwde voor elke hindernis op de weg. Sur les chemins étroits et encombrés (animés) le long de la côte et sur l'autoroute, nous avons roulé dans (avec) une voiture dans laquelle un système équipé d' (dirigé par) un ordinateur nous avertissait à temps de (pour) tout obstacle sur la route.
2 Het waarschuwde evengoed voor een konijn als voor een gevarendriehoek of voor een voorligger (2) die plots vertraagde.

Il avertissait aussi bien pour un lapin que pour un triangle de danger ou pour une voiture nous précédant qui ralentissait brusquement.

3 Theoretisch maakt het systeem het mogelijk (3) met een hoge snelheid in dichte mistte rijden.

Théoriquement, ce système permet de rouler à grande vitesse dans un brouillard épais.

4 Voor elke hindernis wordt op drie verschillende manieren, naargelang van (4) de intensiteit van het gevaar, gewaarschuwd. Pour chaque obstacle, on est averti de trois manières différentes, suivant l'intensité du danger.
5 Maar de praktische toepassing zal nog enige tijd op zich laten wachten (5). Mais l'application pratique se fera encore attendre quelque temps.
6 Van systemen om botsingen te vermijden is men al jaren geleden begonnen (N5) te spreken. On a commencé à parler, il y a des années déjà, de systèmes pour éviter les collisions.
7 Futuristische voorstellingen van het verkeer in het jaar tweeduizend brachten ons sindsdien beelden van wagens waarin de chauffeur zelf niet meer stuurt maar een computer het doet. Des représentations futuristes de la circulation en l'an deux mille nous apportèrent depuis lors des images de voitures dans lesquelles le chauffeur lui-même ne conduit plus, mais (où) un ordinateur le fait.
8 Toen de eerste ontwikkelde waarschuwingssystemen, die de botsingen onmogelijk moeten maken, in de werkelijkheid werden uitgetest, vielen de vorsers van de ene ontgoocheling (6) in de andere. Quand les premiers systèmes avertisseurs élaborés (développés), qui devaient rendre impossibles les collisions, furent testés dans la réalité, beaucoup de chercheurs passèrent (tombèrent) de désillusion en désillusion (d'une désillusion à l'autre).
9 De apparatuur (7). werkte wel in een bepaalde verkeerssituatie maar gaf geen voldoening bij snelrijden of wanneer in dichte regen of sneeuw moest worden gereden. L'appareillage fonctionnait convenablement (bien) dans une situation de circulation déterminée, mais ne donnait pas satisfaction quand on roulait vite ou quand on devait rouler dans une pluie épaisse ou dans la neige.
10 Dat waren evenveel (8) «hindernissen» die de radarstralen terugkaatsten. C'étaient autant d'obstacles qui réfléchissaient les rayons radar.
11 Men werkte toen (9) met een 3 cm-radar; die was niet alleen onvoldoende selectief maar haalde ook te veel vermogen uit de akku. On travailla alors avec un radar de 3 cm; celui-ci était non seulement insuffisamment sélectif mais prenait (tirait) aussi trop de puissance de la batterie.
12 Aan millimeter-radars, die op de vliegvelden al in de jaren vijftig werden ingezet begon men toen te denken. On commença alors à penser aux radars millimétriques qui avaient été (furent) mis en service sur les champs d'aviation dans les années cinquante
13 Het resultaat liet echter weer te wensen over. Le résultat laissa cependant de nouveau à désirer.
14 Er moest dus naar iets anders gezocht worden. Il fallait donc chercher autre chose.
  (wordt vervolgd)  

  OEFENING EXERCICE
  Over auto's en verkeer. Des autos et de la circulation.
1 Het autoverkeer is de laatste jaren steeds toegenomen. La circulation est devenue de plus en plus intense (a toujours augmenté) ces dernières années.
2 Voor het vervoer van vloeistoffen worden tankwagens gebruikt. Pour le transport des liquides on emploie des camions-citernes.
3 Een kraanwagen sleept een auto, die defect is (die panne heeft gekregen), naar de garage; de garagehouder moet die grondig nakijken. Une voiture de dépannage remorque une voiture, qui est en panne, vers le garage; le garagiste doit l'examiner à fond.
4 De gemeente heeft busdiensten ingesteld voor het ophalen van de leerlingen. Le commune a créé un service de cars pour le ramassage des écoliers (élèves).
5 Sommige landen hebben de verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid tegenover derden verplicht gesteld voor alle weggebruikers. Certains pays ont rendu obligatoire l'assurance en responsabilité civile envers les tiers pour tous les usagers de la route.
6 Als het regent, reinigen de ruitenwissers de beslagen voorruit. Quand il pleut, les essuie-glaces nettoient le pare-brise embué.
7 Om langzamer te rijden schakelt men van de derde in de tweede versnelling. Pour ralentir on passe de troisième en seconde (vitesse).
8 Deze auto veert goed, hij heeft uitstekende schokbrekers. Cette voiture est bien suspendue, elle a d'excellents amortisseurs.
9 Wie gaat achter het stuur zitten ? Qui prend le volent ?
10 Door het woeste remmen op een beijzelde weg maakte de auto een halve draai om. A la suite d'un coup de frein violent sur une route verglacée, la voiture fit un tête-à-queue.
11 Op dit bord zijn aangebracht de knoppen voor de verlichting, de signalen, de ruitenwissers, de verwarming en de ontdooiing. Sur ce tableau sont groupés (apposés) les boutons pour l'éclairage, la signalisation, (es essuie-glaces, le chauffage et le dégivrage.
12 Men moet zich aan de maximum snelheid vasthouden. Il faut (on doit) respecter (se tenir à} la vitesse maximum.
13 Hij trapte hard op het gaspedaal. Il appuya à fond sui l'accélérateur.
14 Het bagagerek wordt vastgemaakt op het dak. Le porte-bagage est fixé sur le toit.
     
  Denkt u maar
Een man loopt een autobus achterna, die vol passagiers zit.
Maar de bus rijdt vlug een sterke helling naar beneden.
— Geef u zoveel moeite niet, roept een passagier lachend naar de man.
U zult ons wel niet inhalen.
— Toch moet ik, antwoordt hij, ik ben de chauffeur.
Pensez donc (seulement)
Un homme court derrière un autobus, qui est (se trouve) plein de passagers.
Mais le bus descend (roule vers le bas) vite une forte pente.
— Ne vous donnez pas tant de peine, crie en riant un passager à (vers) l'homme.
Vous ne nous rejoindrez quand même (bien) pas.
— Cependant, je (le) dois, répond-il, je suis le chauffeur.

NOTES
(1) Het bestuur van een vereniging : la direction, le bureau d'une société.
De bestuurder : le conducteur (d'une voiture).
(2) De tegenligger : la voiture qui vient de face.
(3) Permettre : a. Toelaten (ne pas s'opposer à)
Dat kan ik niet toelaten. Je ne peux pas permettre cela.
Als het weer het toelaat. Si le temps le permet.
b. Veroorloven (autoriser)
Ik kan mij die uitgaven niet veroorloven. Je ne peux pas me permettre ces dépenses.
c. Mogelijk maken (rendre possible)
Dat maakt het mogelijk een andere oplossing te vinden. Cela permet de trouver une autre solution.
d. Ik ben zo vrij U te schrijven. Je me permets de vous écrire.
(4) Naar gelang van de omstandigheden : suivant les circonstances.
Naar gelang dat wij een beetje meer geld hebben : à mesure que nous avons un peu plus d'argent.
(5) We hebben lang moeten wachten. Nous avons dû attendre longtemps.
Hij wacht op een gelegenheid. Il attend une occasion.
Ze wachten op een vriend. Ils attendent un ami.
Ik verwacht zijn komst. J'attends-son arrivée.
Hij verwacht veel van dat werk. Il attend beaucoup de ce travail.
Ik heb haar aan de deur afgewacht Je l'ai attendue à la porte.
U moet uw beurt afwachten. Vous devez attendre votre tour.
Ik kon dat niet verwachten. Je ne m'attendais pas à cela.
(6) Contrairement à la règle d'orthographe relative aux voyelles longues, on a toujours deux voyelles devant ch : loochenen (nier), ontgoochelen (décevoir).
(7) Désigne un ensemble d'appareils.
Pour un seul appareil : het toestel.

(8) Ze werkt evenveel als haar zuster. Elle travaille autant que sa sœur.
Hij kent niet zoveel als zijn vriend. II ne connaît pas autant que son ami.

(9) On emploie toen au lieu de dan quand il s'agit d'une action qui a eu lieu une seule fois dans le passé.
Hij ging elke dag naar de bakker en dan naar de slagen. II allait tous les jours chez le boulanger puis chez le boucher.
Hij ging die avond naar de bakker en toen naar de slager. Il alla ce soir-là chez le boulanger puis chez le boucher.